Eén van de belangrijkste factoren met betrekking tot licht voor een plant is de fotoperiode.
Met dit woord geven we de verhouding aan tussen licht en donker, ofwel dag en nacht.
Wiet is een korte dag plant. Dit houdt in dat de bloei inzet als de dagen korter worden.
Het groeien en bloeien van wiet wordt beïnvloed door een hormoon (fytochroom).
Dit hormoon wordt dag en nacht aangemaakt door de plant, maar wordt door licht overdag weer afgebroken.
Zodra de plant twaalf uur per etmaal in het (absolute) donker staat,
krijgt het de overhand en zorgt ervoor dat de plant gaat bloeien.
Overigens kan de minste hoeveelheid licht tijdens deze donkerperiode ervoor
zorgen dat het bloeien niet wordt getriggerd, of toch minstens ernstig wordt verstoord.
Hoewel een wietplant in de natuur een éénjarige plant is,
kun je hem meerdere jaren in leven houden door met de fotoperiode te spelen.
Dit is het grote geheim achter de kweek van stekken.
Je weet waarschijnlijk nog wel dat je
twaalf uur absolute duisternis
nodig hebt om je tuin te laten bloeien.
Zoals je hierboven hebt kunnen lezen wordt het bloeien van ons wietplantje aangestuurd door een hormoon.
Dit principe kun je ook omdraaien, zorg ervoor dat dit hormoon nooit de overhand krijgt,
en je plant zal niet bloeien.
Dit bereik je door de plant per etmaal zestien tot achttien uur licht te geven.
Een (korte dag) plant die nooit langer dan zes tot acht uur in het donker staat
zal in het vegetatieve stadium blijven, en dus blijven groeien.
Deze plant kan dan worden gebruikt voor het "oogsten" van steks en noemen we dan een moederplant.
In wietland spreekt men graag over klonen terwijl men steks bedoelt.
Dit is waarschijnlijk overgewaaid uit Amerika, waar 'clones' wél een normaal woord voor steks is,
hoewel het woord "cuttings" vaker wordt gebruikt.
Het verschil van een stek met een echte kloon is dat de laatste wordt gemaakt op cel niveau,
iets wat ik voorlopig in wietland nog niet zie gebeuren.
Hoe het ook zij, een stek is een genetische kopie van de plant waarvan hij is gemaakt.
Een wietstek maken verschilt in wezen niets van het maken van een stekje van de fuchsia.
Het is gewoon een takje met wat blad waar je wortels aan laat komen.
Dat het blijkbaar toch iets verder gaat als dat blijkt uit de levendige handel die er in Nederland in steks is.
Ook als je niet van plan bent om zelf steks te gaan kweken - en ik zou dit in het begin ook niet doen - kun je
in dit hoofstuk veel leren over je plantje.
Zoals gezegd is een stek niets anders dan een (zij)takje met wat blad.
Het is echter wel zaak om ervoor te zorgen dat je genoeg van deze takjes hebt,
dus gaan we even terug naar de moederplant.
Een moederplant is dus de plant waar de steks van worden gesneden.
Zij is absoluut vrouwelijk en van een bewezen kwaliteit.
(NB; 100% vrouwelijke of mannelijke planten bestaan niet.
Elke vrouwelijke plant is in staat mannelijke bloemen te produceren en vice versa.)
Omdat dit snijden van steks veel energie kost, wordt deze plant natuurlijk uitstekend verzorgd.
Desondanks gaat een moederplant maar ongeveer een half jaar mee.
Het goede nieuws is dat je haar zonder meer kunt vervangen door een andere stek.
Door steeds op tijd een nieuwe stek tot moederplant te bevorderen kun je planten
decennia lang in leven houden.
De plant zal van het stekken op zich niet degraderen,
het is echter wel mogelijk dat ziektes of stress voor kwaliteitsverlies zorgen.
Werk dus altijd met schoon materiaal, ruim bladafval zo snel mogelijk op,
en werk preventief met roofbeestjes om plagen te voorkomen.
Voor het snijden van steks zijn (ouderwetse) scheermesjes ideaal.
Ze zijn vlijmscherp, en als je geregeld een nieuwe pakt heb je weinig kans dat je ziektes via je mes verspreidt.
Je zult eerst een moederplant moeten hebben.
Die laat je opkomen uit zaad, of je neemt hiervoor de allermooiste stek van de partij die je hebt gekocht,
vooral mooie wortels zijn belangrijk.
Als het stekje al wat groei vertoont haal je er gelijk het topje uit, anders laat je het nog enige dagen groeien.
Zet het plantje op een stuk steenwol dat je van tevoren hebt ingewaterd,
of in een ruime pot met grond.
Hou er wel rekening mee dat een moederplant veel langer staat als een bloeiplant,
zodat er dus hoge eisen aan het groeimedium worden gesteld.
Vanwege de beheersbaarheid geef ik de voorkeur aan steenwol.
Ook met kokosvezels worden goede resultaten gemeld.
Geef wel regelmatig, maar niet te sterke voeding (EC ± 1.8).
Hoewel bijna elk stukje plant het wel doet, komen de beste (lees snelste) steks van verse, groeiende scheuten.
Als je een beetje oplet hoe je ze snijdt krijg je de volgende keer alleen maar meer stekmateriaal.
In het okseltje van elk blad bevindt zich de aanzet voor een nieuwe tak.
Als je ervoor zorgt deze knoop niet te beschadigen kan deze uitgroeien tot een nieuwe stek.
Snijdt steks dus altijd net boven een knoop af om volgende keer nieuw materiaal te hebben.
Goed stekmateriaal zijn de (groeiende) 'toppen' van zijtakken.
Maak ze ongeveer tien cm. lang en zorg dat aan elke stek minstens één volgroeid blad zit.
Hiermee bedoel ik een blad met minstens vijf 'vingers'.
Om problemen met vochtverlies te voorkomen, mag je dit blad overigens gerust halveren.
Het liefst gebruik ik eerst een (scherp) schaartje om de steks uit de moederplant te knippen.
Hierna knijp ik er met mijn nagels overtollig blad vanaf en halveer eventueel groot blad met de schaar.
Als het stekje naar mijn zin is snij ik het steeltje met een scheermesje af.
Wel of geen stekpoeder gebruiken is een kwestie van voorkeur, ikzelf merk weinig verschil.
Belangrijker voor een voorspoedige groei is de temperatuur en de luchtvochtigheid.
Wat de temperatuur betreft is er een verschil tussen bodem- en luchttemperatuur.
Steks houden wel van warme voeten, probeer dus de bodemtemperatuur minstens op 20°-25° C. te houden.
De luchttemperatuur mag hier dan 3° C. onder liggen.
Ook een hoge (tot 80%) luchtvochtigheid draagt bij tot een voorspoedige wortelontwikkeling.
Vaak moet je om deze hoge luchtvochtigheid te realiseren een plastic 'tent' om je stekjes heen bouwen.
Vergeet dan niet in dit plastic een paar gaten te maken, zodat je steks toch verse lucht krijgen.
Een nadeel van een hoge luchtvochtigheid is dat je deze steks ook weer zult moeten afharden.
Dit afharden doe je door, na een week, de tent elke dag een stukje langer open te zetten.
Na nog een week haal je hem helemaal weg.
Omdat tijdens dit afharden toch ook nogal eens plantjes sneuvelen, geef ik er de voorkeur aan zonder tent te werken.
Door de lagere luchtvochtigheid duurt het wortelen dan iets langer, maar de steks zijn vaak wel sterker.
Probeer de luchtvochtigheid toch zeker in het begin boven de
65% (rv) te houden.
Of je nu steks laat wortelen op steenwol of op aarde, voor de wortelontwikkeling is zuurstof, vocht en warmte nodig.
Sproei twee maal daags met gewoon water, en zorg dat de steenwol of de aarde nooit uitdroogt.
Maak de boel echter niet kletsnat omdat er dan geen zuurstof meer bij de wortels kan komen.
Een uitzondering op dit niet al te nat maken is als je steks net gesneden hebt.
Door de steenwolplugjes een nacht in een laag water te zetten zuigen de steks zich vol.
Ook geven ze nog wat afvalstoffen af aan dit water, waardoor je het dus beter de volgende dag weg kunt gooien.
Met voeding moet in deze fase zeer voorzichtig worden omgesprongen.
Het stekje gebruikt voeding die het terughaalt uit het blad,
vandaar mijn tip om minstens één volwassen blad te hebben.
Gebruik dus geen of heel weinig voeding op steenwol of hele 'schrale' aarde tijdens de wortelfase.
Na twee of drie weken zie je de eerste wortels verschijnen.
Nog een weekje later zal het stekje al wat groei vertonen en moet het worden overgeplant.
Nu kun je ook op steenwol langzaam beginnen met het toedienen van voeding.
Voer de sterkte langzaam op om verbranding van wortels en blad te voorkomen.
Voor het kweken van steks is niet veel licht nodig.
Onder twee of drie tl - buizen kunnen makkelijk honderd steks staan.
Hang deze tl - buizen vijf tot tien cm. boven de plantjes.
Als je de steks nét gesneden hebt, kan zelfs dit al te veel licht zijn.
Beter is om verse steks een tijdje (ongeveer twaalf uur) op een schemerige niet te koude plaats te zetten.
Per dag geef je achttien uur licht, en dus zes uur donker.
Vooral 's winters kunnen temperatuurswisselingen bij steks voor problemen zorgen.
Je kunt dan ook de lampen vierentwintig uur aanhouden. Geef moederplanten wél nachtrust!
De kleur van de gebruikte buizen is 33, ofwel Cool - White.
Aangezien dit de meest gebruikte lamp is in fabrieken, kantoren, en winkels zijn ze bijna overal te (goed)koop.
Gebruik enkele armaturen, en hang deze ongeveer tien à vijftien cm. uit elkaar.
Moederplanten kunnen wel wat meer licht gebruiken.
Ideaal zijn hogedruk kwiklampen. Deze geven een beter licht in het blauwe deel van het spectrum.
Voor een kwiklamp is een apart armatuur nodig,
laat je niet wijsmaken dat deze bulb ook in een voor HPS (Natrium)-lamp gemaakt armatuur brandt.
Wil je geen extra investering doen koop dan een Son - T Agro lamp,
deze bulb past wel in een HPS armatuur en geeft (iets) blauwer licht.
Je kunt onder deze lamp óók bloeien.
Misschien denk je na het bovenstaande gelezen te hebben dat het te veel werk
en/of gedoe is en besluit je toch maar om je steks te blijven kopen.
Heb je het bovenstaande nog niet gelezen doe dat dan alsnog.
Het geeft je een beter begrip van wat je stek al heeft 'meegemaakt' en dus hoe je hem verder moet behandelen.
Bijna elke stek is onder tl gekweekt, voer dus de lichtsterkte langzaam op.
Hou er hierbij rekening mee dat als jij je lamp voor de helft laat zakken,
je planten vier keer meer licht krijgen.
Luchtvochtigheid moet niet te laag, maar ook niet te hoog.
80% rv is alleen nodig voor het aanslaan van wortels.
Te droog is uiteraard ook niet goed, je plantjes hebben nog maar nét wortels en moeten nog heel wat groeien.
Vaak brengen een paar natte doeken en/of bakken water tussen de planten al uitkomst.
Ook af en toe spuiten (beter nevelen) van water doet wonderen, maar nogmaals, overdrijf het niet.
Zet steks na aankoop zo snel mogelijk onder een lamp en voorkom (plotselinge) temperatuursveranderingen.
Hou er hierbij rekening mee dat ze vaak al enige tijd in een doos zitten vóór jij ze koopt.
(Lees ook nog even: Stekken.)
Fototropisme is de beweging van een plant die wordt veroorzaakt door het licht.
Het is vooral het licht in het blauwe deel van het spectrum dat voor deze beweging verantwoordelijk is.
Als een plant zich naar het licht richt noemen we dat positief tropisme.
Dit zien we bij planten die met blad of bloemen de zon 'volgen'.
De beweging van het licht af noemen we negatief tropisme, dit komt vooral voor bij woestijnplanten.
Een plant kan hiermee de hoeveelheid licht sturen die hij ontvangt .
Je begrijpt dat deze hoeveelheid maximaal is als de bladeren een rechte hoek vormen ten opzichte van de lichtbron.
Om de hoeveelheid licht (fotonen) te sturen heeft de plant ook nog andere mechanismen tot zijn beschikking.
Dit heeft echter meer met fotosynthese te maken en zal ik dus daar behandelen(?).
In ieder geval is het ook mogelijk dat een plant te véél licht ontvangt
en hierdoor zelfs slechter produceert! Hier hoef je met kunstlicht niet bang voor te zijn.
Op de volgende pagina staan (alleen ;-) tekeningen van mannelijke en vrouwelijke wietplanten.
Deze tekeningen zijn samen 85 KB groot, waardoor het laden van de pagina enige tijd kan duren.
Geen interesse? Sla de volgende pagina over.